Stiekem ben ik soms een beetje jaloers op deze generatie. En dan bedoel ik niet per se het eindeloze scrollen op Social Media, maar vooral: Google. De alleswetende vraagbaak van het internet.
Onlangs is onze dochter het huis uit gegaan en verhuisd naar haar eigen stekje. Daarmee kwam de zolder vrij, een ruimte die ook al 24 jaar lang dienstdeed als archief, opslag en museum van vergeten dozen. Tijd voor een grote schoonmaak.
Wat ik daar aantrof? Een schatkist vol nostalgie. Vooral achter de schuine kanten, kwamen we van alles tegen: oude agenda’s, schoolspullen en ja mijn eigen werkstukken van vroeger.
Eentje over loofbossen, eentje over katten, eentje over Toetanchamon, nog één over het opvoeden van kinderen en een uitgebreid werkstuk over pubers. (Achteraf best dapper, want ik was er zelf toen ook nog één.)
Uren werk zaten erin. Eén werkstuk was zelfs getypt, met correctielint uiteraard, voor de jongere lezers: dat was een soort Tipp-Ex in lintvorm voor schrijfmachines. De rest schreef ik keurig met de hand, inclusief foutjes die later met Tipp-Ex vakkundig zijn weggepoetst.
Had ik toen Google gehad, dan hadden die werkstukken er heel anders uitgezien. Mooie strakke opmaak, plaatjes in kleur, en geen spellingsfout te bekennen. Misschien had ik me zelfs aan ChatGPT of AI gewaagd, al zou ik dan vast nog een bijlage moeten maken waarin ik uitleg dat ik het zelf ook allemaal begreep.
Terwijl ik bladerde door al dat verleden, dacht ik terug aan mijn oude slaapkamer. Mijn transistorradio, Frits Spits op de achtergrond met ‘Het Weeshuis van de Hits’, en een klein bureautje waar ik (meestal) trouw al mijn huiswerk maakte. Geen Facebook, Instagram, TikTok of WhatsApp. De enige afleiding kwam van de geluiden op straat of van beneden in de keuken.
Ik pak het werkstuk over loofbossen er nog even bij. Alles keurig met de hand geschreven, aan elkaar natuurlijk, dat deed je toen nog. Het cijfer? Een 8,8. Ik weet het nog goed. Ik was overdonderd. De leraar nam de tijd om uit te leggen waarom: ik had niet alleen feiten opgeschreven, maar ook laten zien wat loofbossen betekenen voor de bodem en de dieren die er leven.
Inmiddels hoor ik dat zulke uitgebreide werkstukken nauwelijks meer gemaakt hoeven worden. Dus misschien hoef ik toch niet zo jaloers te zijn. Maar trots ben ik wel. Mijn werkstukken gaan weer netjes terug in de doos.
Wie weet leest ooit iemand ze nog eens, glimlacht… en gooit ze daarna liefdevol weg.
Ingrid Aaltink-Fidder
Gepubliceerd online "Hier in Hellendoorn"
Reactie schrijven